
Hij heeft de ernstigste vorm van dyslexie die ik ooit heb gezien. Na drie jaar intensief oefenen, een doublure in groep 3, extra leesbegeleiding op school, dyslexietraining én thuis elke dag met zijn ouders lezen, kan hij nu woorden van drie letters spellend lezen. V-i-s, s-o-k, p-e-t. Schrijven doet hij liever helemaal niet, zoveel moeite kost het hem.
Hij is intelligent en nieuwsgierig, weet alles over planeten en dieren en rekent prima, als iemand de opgave voorleest. In onze groep 5-6 blijven we natuurlijk intensief met hem oefenen, maar we zetten ook in op hulpmiddelen. Hij heeft veel vrienden, die om beurten zijn leesmaatje zijn bij taalwerkjes. Hij ‘leest’ graag de Donald Duck en heeft plezier in luisterboeken. Als we les hebben over vulkanen, maakt hij als verwerking een tekening van een vulkaan met alle onderdelen erop. Als de kinderen informatie zoeken voor hun werkstuk, bekijkt hij video’s van Schooltv. Hij houdt prachtige spreekbeurten.
Schrijven blijft frustrerend. Hij móet het oefenen, dat kan niet anders. Maar hij doet alles om het te vermijden. Hij verstopt zijn schriften en kijkt onzeker en wat jaloers hoe andere kinderen hele bladzijden vullen in hun verhalenschrift. Wij besluiten om eerst maar eens een tijdje de druk ervan af te halen. Geen verplichte schrijfwerkjes, alleen opdrachten die uitnodigen om er iets bij te schrijven.
De jongens in onze groep tekenen graag strips. Houterige stokpoppetjes praten met elkaar in tekstballonnen en beleven woeste avonturen. Ze springen uit vliegtuigen, vangen boeven en blazen dingen op. BOEM! AAAAH! KNAL! Dat wil hij ook wel. Hij krijgt een stapel tekenvellen en mag er in de werktijd mee aan de slag.
Zijn eerste strips zijn tekstloos. Hij beeldt alles uit met tekeningen. Zijn vrienden bekijken zijn strips en stellen vragen: wat gebeurt hier nou? Al gauw komen er wat letters bij. AA en OO als de poppetjes iets gevaarlijks doen. HEE als ze een boef zien lopen. Na een paar weken laat hij een poppetje zeggen “wat is dat?”
De verhalen die hij bedenkt worden steeds uitgebreider. Zo nu en dan komt hij me vragen hoe je iets schrijft. Ik schrijf het woord op een kladje en hij schrijft het na in zijn strip. Zijn fantasie komt op gang en hij heeft steeds meer te vertellen. De poppetjes in zijn strips praten meer en meer. Vaak past de tekst niet eens in het ballonnetje dat hij heeft getekend.
Op een dag komt hij naar me toe met zijn nieuwste strip. Onderaan een tekenvel staat een ontzettend klein stokpoppetje. De rest van het vel is gevuld met een reusachtige tekstballon waarin het poppetje over een avontuur vertelt. “Juf, mag ik een verhalenschrift?”