Penvriendin

Ze is introvert en wat verlegen. Uit zichzelf vragen stellen over haar werk doet ze bijna nooit. Ik moet goed opletten dat ik vaak bij haar ga kijken tijdens het werken, want ze maakt zichzelf haast onzichtbaar. Haar vragen stelt ze schriftelijk. Soms zie ik tijdens het nakijken een zinnetje in de kantlijn. “Dit snap ik totaal niet.” Of “Wil je me morgen hiermee helpen?”. Of er ligt een klein briefje op mijn tafel. “Juf, ik wil heel graag verder met de breuken. Mag ik een lesje?”

Vandaag vind ik een strookje papier in haar rekenschrift. “Juf, moet ik volgende week dansen? Ik vind het stom.” Deze periode hebben we elke week een uur les van een dansdocent in de gymzaal. De kinderen krijgen opdrachten waarbij ze vrij door de ruimte bewegen, dingen uitbeelden en soms iets aan elkaar laten zien. Ik heb gezien dat ze zich terugtrok en achteraan ging staan, dat ze een paar keer aan de kant is gaan zitten. Wat is er aan de hand?

Er is nog wat ruimte op haar briefje. Ik schrijf: “Wat naar dat je je zo voelt. Wat vind je stom aan de dansles?” en leg het briefje de volgende ochtend bij haar op tafel zonder iets te zeggen. Ik loop door en zie uit mijn ooghoek dat ze meteen begint te schrijven. Na een tijdje staat ze op, kijkt even in mijn richting en loopt dan naar mijn tafel om het briefje neer te leggen. Ik maak mijn ronde langs de andere kinderen af en lees dan haar briefje. Ik zie dat ze me in de gaten houdt en knik even naar haar, maar ze draait meteen haar hoofd weg.

“De dansles is stom. Het duurt heel lang en er is daar geen klok. Ik voel me vervelend, alsof iedereen naar me kijkt. Ik kan het niet zo goed. Ik wil niet iets voordoen voor iedereen.”

Die middag kijken de kinderen naar Schooltv. Ik pak een vel tekenpapier en schrijf met rode stift haar bezwaren tegen de dansles verspreid over het vel. Met een blauwe stift schrijf ik bij ieder bezwaar “hier moeten we een oplossing voor vinden.” Ik ga stilletjes naast haar zitten en leg het vel voor haar neer. Ze leest en knikt. Ik pak een groene stift en schrijf bij “Ik wil niet iets voordoen voor iedereen” “we spreken af dat dat niet hoeft”. Ze tekent er een blije smiley bij. Ik geef de stift aan haar. Ze kijkt naar het papier en schrijft dan onder “alsof iedereen naar me kijkt” “ik weet dat dat niet zo is, maar mijn gevoel vindt van wel.” Ik schrijf erbij “dat snap ik, dat voelt vast niet fijn.” Ik schrijf onder “het duurt heel lang”: “we kunnen een klok meenemen.” Zij tekent er een vraagteken bij: zou een klok echt helpen?

Zo schrijven we samen het hele vel vol. Een muisstil gesprek. Ze blijft herhalen hoe stom ze het vindt en ik blijf erkennen dat ik dat snap. We bedenken dingen die haar kunnen helpen om zich fijner te voelen. Schrijven een paar relativerende gedachten op. Oké, ze wil het nog wel een les proberen.

De volgende dag vind ik een prachtige zelfgemaakte kaart op mijn tafel, vol met hartjes, smileys en lieve tekstjes. “You are the best”, “omdat je lief bent”, “de beste juf”. En in een hoekje: “Ik ben blij dat het nog maar twee keer dansen is, maar ik vind het alsnog stom.”