Schuilplaats

“Nee! Ik blijf hier gewoon zitten! En ik ga niks meer doen!”

Erin zit alweer onder het juffenbureau, dat in een hoek van het lokaal staat. Ze heeft een grote kras in haar spellingschrift gemaakt en is weggekropen in het verste hoekje. Het gebeurt de laatste tijd bijna dagelijks. Bij haar thuis gaat het momenteel niet zo goed. En ondanks aanpassingen vindt ze haar werk erg moeilijk. Geen wonder dat ze zo nu en dan een time out nodig heeft. Maar ze blijft soms wel een uur onder het bureau zitten, het lukt ons niet om haar er onder uit te praten. Ik zie dat haar nare gevoel vaak juist groter wordt als ze zo lang blijft zitten mokken.

Op een moment dat ze goed in haar vel zit ga ik bij haar zitten aan haar tafel.
“Ik maak me zorgen over je. Je ziet er zo verdrietig uit als je onder het bureau kruipt.”
“Ja, dan voel ik me ook heel stom.”
“Dan is het je even allemaal teveel?”
“Ja, dan wil ik NIKS meer.”
“En vind je het bureau een fijn plekje?”
“Als ik daar zit, kan niemand mij zien en ik zie zelf ook niemand. En het is daar heel rustig.”
“Dus het helpt je om even helemaal alleen en rustig te zijn?”
“Ja!”
“Dat snap ik wel! Maar ik ben ook bezorgd. Ik zie dat je soms nóg verdrietiger wordt als je lang onder het bureau zit.”
“Ja, want dan raakt mijn hoofd vol met allemaal boze en verdrietige dingen.”
“En ik ben ook een beetje bang dat je heel veel werktijd mist als je zo lang onder het bureau zit.”
“Ik vind werken niet fijn, want het is heel moeilijk en ik ben altijd bang dat ik het niet af krijg.”
“Is het werk dat je nu doet dus eigenlijk nog steeds te moeilijk? Kunnen we eens samen kijken wat er precies moeilijk is?”

We maken een lijstje. Rekenen lukt wel, behalve de deelsommen. We spreken af dat ze die mag oefenen met eenvoudigere werkbladen. Bij spelling wordt ze al moedeloos voordat ze begint, omdat ze daarbij zoveel woorden moet opschrijven. We spreken af dat ze dat werk in tweeën splitst. In de ochtend 10 woorden, en in de middag weer 10 woorden. Zo gaan we alle leerdoelen af. Erin denkt mee, komt met goede oplossingen en fleurt zichtbaar op.

“Denk je dat het werken beter zal gaan met deze nieuwe afspraken?”
“Ja, ik denk dat het dan wel beter lukt. En ik denk dat ik blijer ben als het lukt. En dan ga ik niet onder het bureau zitten. En dan heb ik meer tijd om alles af te krijgen. En dan word ik nog blijer!”
“Dat denk ik ook! Maar misschien ga je je toch zo nu en dan nog wel verdrietig voelen. Wat doe je dan?”
“Dan wil ik toch weer onder het bureau.”
“Want daar voel je je dan het fijnst.”
“Ja!”
“Oké. Hoe gaan we dan zorgen dat je niet teveel werktijd mist? En dat je hoofd niet vol raakt met verdrietige dingen?”
Erin denkt een tijdje na.
“Misschien moet ik gewoon niet zo lang er onder blijven. Maar wel even, om rustig te worden.”
“Goed idee! Hoe lang denk je dat je nodig hebt om rustig te worden?”
“Dat weet ik niet. Misschien vijf minuten? Of tien minuten?”
“Zullen we het gewoon gaan proberen? Dan zetten we een wekkertje op vijf minuten. Als het afgaat kom je tevoorschijn en dan kijken we samen of het genoeg was.”

Zo doen we het. Erin legt alvast een eierwekker klaar bij het bureau. In de loop van de week ontdekken we samen, dat vijf minuten voldoende is om rustig te worden. Nu het benoemd is als haar plekje, begint ze het hoekje onder het bureau gezellig te maken. Ze legt er een kussentje in, hangt een tekening op, zet er tekenspullen neer. Na een aantal weken, net als mijn duo en ik ons vertwijfeld beginnen af te vragen waar we aan zijn begonnen met zo’n hele uitstalling onder ons bureau, neemt de frequentie van Erins time outs af. Op het moment dat ze al een paar weken geen time out heeft genomen, stapelen we haar spulletjes op in een hoekje van haar plekje. Nog een paar weken later stelt ze zelf voor om alles op te ruimen. “Ik denk dat ik het niet meer nodig heb. Goed he?”